Bescherming en structuur
De kennis over epilepsie was een eeuw geleden beperkt en behandelingen waren nauwelijks voorhanden. De nadruk bij de verzorging lag vooral op het bieden van een beschermde, veilige omgeving met een duidelijke structuur in werk en leven. Die waarden uit de beginperiode zijn onveranderd gebleven: nog steeds staat het verlenen van de best mogelijke zorg met veel aandacht voor de patiënt centraal.
Onderwijs
In de jaren dertig ontstond het inzicht dat behandeling van epilepsie het beste op jonge leeftijd kan beginnen. Daarom werd in 1933 een jongensschool voor bijzonder lager onderwijs gesticht. Deze school vormt feitelijk de basis voor wat nu De Berkenschutse is: speciaal onderwijs voor kinderen en jongeren met epilepsie, autismespectrumstoornissen of neurologisch, gebaseerde leer- en ontwikkelingsstoornissen.
Scheiding en integratie
Omdat er in die jaren nog een strikte scheiding tussen mannen en vrouwen is, werd in de jaren vijftig voor het eerst gesproken over de oprichting van een katholieke inrichting voor vrouwelijke epilepsiepatiënten. Op een terrein dat de naam Kempenhaeghe kreeg, startte in 1962 de bouw van de eerste paviljoens. Ook het onderwijs voor meisjes met epilepsie kwam op gang. In deze periode was de Nederlandse maatschappij volop in beweging. Als gevolg hiervan vond in 1970 de integratie plaats van de zorginstellingen voor mannen en vrouwen en breidde de zorg op Kempenhaeghe zich uit.
Professionalisering
In de jaren 60 en 70 veranderde er in Nederland veel in de zorgstructuur. De overheid ging voor een belangrijk deel de gezondheidszorg bekostigen, al bleef de uitvoering van de zorg vaak in handen van particuliere organisaties en kloosterordes. Wel kwam er meer en structureler geld beschikbaar voor professionalisering in de zorg en ging de overheid voor het eerst kwaliteitseisen stellen. Kempenhaeghe werd in 1977 erkend als categoraal ziekenhuis (een ziekenhuis dat zich richt op een speciale groep patiënten) en de locatie Sterksel werd erkend als verpleeghuis voor epilepsiepatiënten. In 1978 werd een speciale polikliniek in Enschede geopend. Door buiten de deur te kijken, ontstond zo een rijke voedingsbodem voor externe samenwerking en de ambitie om eigen expertise uit te bouwen.
Kennis op- en uitbouwen
Tegen het einde van de 20ste eeuw ontstond het nieuwe inzicht dat patiënten gebaat zijn bij een multidisciplinaire aanpak. Maatschappelijk maakte het idee opgang dat mensen met een beperking recht hebben op een eigen plek in de maatschappij. Ze moeten niet langer ‘weggestopt’ worden, maar ‘gewoon’ in woonwijken wonen. Kempenhaeghe biedt sinds 1997 bewoners de mogelijkheid om zo zelfstandig mogelijk te wonen in zogenoemde buitenhuizen.
Expertisecentrum
Sinds 1998 profileert Kempenhaeghe zich steeds nadrukkelijker als (derdelijns) expertisecentrum. Dat was mede ingegeven door de bezuinigingen in de gezondheidszorg. Door zich voortdurend verder te ontwikkelen tot expertisecentrum en diverse samenwerkingsverbanden aan te gaan bewijst Kempenhaeghe haar bestaansrecht. Logisch dus dat het onderzoeks- en ontwikkelingsbeleid werd geïntensiveerd en de eerste directeur Onderzoek en Ontwikkeling en professor in de neurologie in dienst kwam. In 1998 vond voor het eerst het inmiddels vermaarde jaarlijkse internationale symposium plaats.
Uitzonderlijk betrokken
Naast de modernste diagnose- en behandeltechnieken waarover Kempenhaeghe beschikt, blijft menselijke zorg de maatstaf voor de organisatie. Kempenhaeghe investeert voortdurend in de opleiding van zorgverleners op verschillende terreinen: van neuroloog tot maatschappelijk werker en van arbeidstherapeut tot laborant. Het streven is om elke epilepsiepatiënt de plek in de maatschappij te bieden die bij hem of haar past. Zelfstandig leven waar kan en hulp waar nodig: dat is het motto.