Netwerken in de hersenen
De cellen van onze hersenen zijn georganiseerd in netwerken, die allemaal functies aansturen. Het ene netwerk zorgt er bijvoorbeeld voor dat je kunt spreken, het andere dat je knieën kunt buigen, en weer andere zorgen dat je geheugen functioneert. De netwerken staan met elkaar in verbinding. Als er kortsluiting ontstaat, kan zich dat op verschillende manieren uiten. Dat hangt af van welke netwerken daarbij betrokken zijn. Iemand kan vallen, schokken, een ongecontroleerde beweging maken, iets vreemds ruiken, even afwezig zijn of buiten bewustzijn raken. Omdat er zoveel verschillende verschijningsvormen zijn, wordt (de vorm van de) epilepsie niet altijd goed herkend.
Allemaal anders
Epilepsie kent veel verschijningsvormen. Aanvallen verschillen in vorm, hevigheid, duur en frequentie. Hoewel aanvallen dus diverse vormen kunnen aannemen, zijn ze ruwweg in te delen in twee hoofdgroepen: gegeneraliseerde aanvallen en focale aanvallen. Bij gegeneraliseerde aanvallen is de kortsluiting vanaf het begin al over beide hersenhelften verdeeld en is er altijd sprake van verstoring van bewustzijn. Bij een focale aanval gaat het om een aanval waarbij een deel van de hersenen meedoet. En dan zijn er ook nog de aanvallen waarvan niet duidelijk is waar ze in de hersenen beginnen.
Epilepsiesyndromen
Wanneer een vorm van epilepsie wordt gekenmerkt door een bepaald type aanvallen en bepaalde afwijkingen op het EEG, kan er sprake zijn van een epilepsiesyndroom. Bij een epilepsiesyndroom kan een bepaalde behandeling horen. Maar dat klinkt eenvoudiger dan het is. Sommige syndromen, zoals bijvoorbeeld absence-epilepsie, hebben meestal een goede prognose en zijn goed te behandelen. Er zijn echter ook veel typen – vaak ook zeldzame - syndromen waarbij de prognose minder goed is. De aanvallen zijn dan moeilijk te behandelen en de verstandelijke ontwikkeling kan (daardoor) achteruitgaan. Ook zijn er vaak bijkomende problemen.
Diagnose
Voor een goede behandeling is het natuurlijk belangrijk te weten om welk type aanval of welke vorm van epilepsie het gaat. Om een goede diagnose te kunnen stellen, wil de neuroloog graag heel precies weten hoe en wanneer de aanvallen beginnen, hoe de aanval eruit ziet, hoe lang die duurt, et cetera. Soms kan de persoon zelf zulke informatie geven. Meestal is het van toegevoegde waarde dat een familielid of andere naaste helpt bij het beschrijven van de aanval.
Als epilepsie wordt vermoed wordt er een EEG gemaakt. Uit de patronen op dat EEG leidt de neuroloog informatie over de aanvallen af.